Het Paassprookje.
Er was eens een eenzame paashaas.
Niemand kende hem.
Hij heette Witstaart.
Elk jaar bracht Witstaart in zijn eentje alle paaseieren rond.
En legde ze op alle mooie plekjes die hij maar kon vinden.
Maar het leek alsof de berg eieren elk jaar groter werd.
Op een dag kwam er een lief vrouwtje bij hem, hij kende haar niet.
Ze was het mooiste haasje dat hij ooit had gezien en heette Flosje.
Zal ik je helpen om de paaseieren in het bos te leggen, vroeg Flosje.
Nou, dat vond Witstaart wel fijn en samen gingen ze aan de slag.
Ze legden de eieren in het grote bos.
Het waren er ontzettend veel.
Genoeg voor alle kinderen die ze kenden.
Achter elke boom legden ze een prachtig ei.
Met z’n tweetjes was het een gezellig werkje.
Toen het werk klaar was, hadden ze elkaar beter leren kennen,en waren ze smoorverliefd op elkaar geworden.
Ze waren dolgelukkig en helemaal in de wolken met elkaar.
Na een tijdje kregen ze een prachtige drieling.
Witje, Wolletje en Wipstaart.
En nog een poosje later werd het gezin uitgebreid met dochter Pluisje.
Samen woonden ze voor altijd in het grote bos.
Ieder jaar hielp het hele gezin als het weer tijd was om paaseieren in het bos te leggen.
En ze leefden nog heel lang en heel gelukkig.
Gezellige Paasdagen.
woensdag 1 april 2009
Hele fijne Paasdagen
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Leuk verhaaltje. Ik zal het doorvertellen aan de kleinkinderen.
Groetjes, Trees.
Een reactie posten